Een samosa is een driehoekig gefrituurd gebakje uit de Indiase en Pakistaanse keuken. De vulling varieert. Hier wordt de samosa gevuld met onder meer aardappelen, feta en frisse verse kruiden.
Was en schil de aardappelen. Snijd in partjes. Doe ze in een pot met gezouten water en breng aan de kook. Laat daarna 15 minuten koken. Giet af, laat uitlekken en plet ze tot een puree.
Doe de bloem bij 100 g van de aardappelpuree, samen met 10 ml water en een snuifje zout. Kneed dit op een bebloemd werkblad en zet daarna 1 uur in de koelkast.
Hak de munt en peterselie fijn. Plet de feta met een vork.
Meng de vulling door de rest van de aardappelpuree, feta en kruiden tot een gladde puree te mengen. Zet apart.
Verwarm de oven voor op 210°C.
Vorm van de gekoelde aardappelpuree 6 balletjes van gelijke grootte. Rol ze zo dun mogelijk uit op een bebloemd werkblad en bestrijk elk schijfje met olie. Overstrooi genereus met bloem. Maak er een stapel mee en rol vervolgens plat met een deegrol. Snijd er 12 rechthoeken uit. Als je filodeeg gebruikt: vouw elk velletje in een rechthoek.
Schik een ruime theelepel van de vulling in de rechterhoek van het samosadeeg. Vouw de hoek over de vulling, en vouw de rechthoek die je bekomt vervolgens enkele keren op elkaar. Stop het uiteinde van het deeg in de samosa om hem te sluiten.
Leg de samosa op een bakplaat met bakpapier en bestrijk met gesmolten boter. Bak 12 minuten in de oven.
Serveer warm met een salade als maaltijd, of als aperitiefhapje.
